Per ongeluk stelen

Mijn dochter heeft per ongeluk een boek gestolen.
Het komt dus voor dat je, zonder dat je het doorhebt, strafbare feiten aan het plegen bent.

Het boek lag al een tijd op de overloop, en het verplaatste zich langzaam richting de trap. Nu liggen er wel vaker spullen op de overloop, meestal onderweg van een slaapkamer richting de trap: borden en kopjes, was, schoenen. En meestal lukt het ze niet om helemaal in hun eentje naar beneden te komen. Degene die ze daar gebracht heeft, is opeens nergens te bekennen en uiteindelijk vragen ze mij dan, met hun stille stemmetjes, of ik ze naar beneden wil dragen en in de vaatwasser/ wasmachine/kast wil zetten.

Wat is dat voor een boek, vroeg ik Fje uiteindelijk maar.
Oh ja, zei ze vaag
Moet ie weg?
Ja, nou ja….? Eigenlijk, heb ik ‘m van school gestolen. Per ongeluk.

En ik geloof haar wel hoor. Ik kan me niet voorstellen dat ze voor haar plezier een saai, dik Engelstalig boek steelt. Dan kun ze beter wat anders stelen.

Ik herken het ook wel. Zelf heb ik dat wel eens een winkelmandje (klik) gestolen. Ongemerkt liep ik met een winkelmandje van de HEMA terug naar de auto. Ik besefte het pas toen ik bij de auto was. Toen heb ik ‘m maar mee naar huis genomen.

Per ongeluk stelen is niet zo moeilijk.
Stiekem terugbrengen is veel lastiger.

Ik vroeg dochter wanneer ze het boek terug zou brengen. Maar dat durfde ze niet zo goed, zei ze.
Ik heb er destijds ook best lang over gedaan om het winkelmandje te retourneren. Eerst heeft ie nog een geruime tijd bij de voordeur gestaan, tot ik er uiteindelijk aan toe was om ‘m eerlijk terug te brengen.

Want zo eenvoudig cool als ik het mandje mee de winkel uit nam, zo lastig was het om losjes met een mandje terug te lopen naar de winkel. Alsof iedereen toen keek; waarom loopt ze hier zo gek met een mandje van de HEMA?
En dan… hoe zet je dat mandje ongezien weer terug. Dat is dan opeens een vrij ingewikkeld verhaal. Want om meteen na binnenkomst het mandje op de stapel te zetten is wat raar. Daarom heb ik er eerst nog maar even een rondje mee in de winkel gelopen. En daarna was het op zich niet zo moeilijk meer.

Ik heb trouwens ook wel ’s omgekeerd gestolen. Ik had een boek gekregen, en nog in de auto liggen, dat ik helemaal niet wilde lezen. Omdat ik toch de kringloop in wilde lopen dacht ik dat ik ‘m wel ongemerkt tussen de rest van de boeken neer zou kunnen zetten. Het lijkt me in principe niet echt strafbaar maar het voelde wel een beetje als stelen. Maar dan andersom. Het was een spannend momentje om het boek stiekem uit mijn tas te halen *keek heimelijk om me heen, check check* en heb ‘m toen keurig tussen de andere boeken gezet.

Die triomf! Jaaa!

Ik wist; nu ik dit kan, ben ik klaar voor de volgende stap: Het echte stelen!

Grapje

Grapje zei ik toch!

Nee, eerst dochter even inwijden in de kunst van het tegengesteld stelen.

Want dat Engelse boek wandelt nog steeds rondjes over de overloop. En hij fluistert volgens mij ook wel iets over naar beneden gaan. But dat understand ik not zo goed.

Probleemkind

We fietsten naar de winkel, zoon en ik. Zoon zwaaide, toen we onderweg een stel jongens voetballen. Hij herkende een vriend en riep iets wat klonk als ‘Whhee houwoe wie ja doe’.

Ik vroeg: ‘Wie was dat?’

Hij zei: ‘Oh, dat was J.’

Een andere jongen die hij ook bleek hij te kennen, had een hele rare naam. Ik had nog nooit van zo’n naam gehoord maar het deed me onmiddellijk aan een liedje denken.
Dus ik zong dat liedje.

Zoon zuchtte. Het is niet leuk dat je moeder steeds liedjes zingt als ze een woord hoort, waar ze een liedje van kent.

Ik stopte met zingen. ‘Maar wat is dat voor jongen’, vroeg ik belangstellend.

‘Jaaa, dat is een probleemkind’, wist hij.

‘O een probleemkind. Wat doet ie dan?’ ‘

‘Probleemgedrag, op school. Hij luistert niet. Hij gaat ook naar de rebound.’

‘Oh, en daar ga jij mee om?’

‘Ja.’

‘Hmmm. Heeft ie een slechte thuissituatie ofzo.’

‘Ja denk ik. Zijn ouders zijn gescheiden enzo.’

‘Oh tja.’

‘En zijn moeder rookt.
In huis.’

‘Ah, bah.’

‘Ze hebben ook 2 katten.’

‘Oeh, da’s heavy shit.’

‘Maar die lopen wel vaak buiten.’

‘Tja, maar toch he.’

En toen zong ik het liedje maar weer.
‘Zing jij dat wel eens, als je bij hem bent?’ Vroeg ik hem.

‘Nee, natuurlijk niet. Mam! Vanaf nu moet ik er vast steeds aan denken.’

‘Leuk he? Graag gedaan.’

Nu willen jullie vast weten wat die jongen voor naam had. Maar dat kan ik natuurlijk niet zeggen.
Privacy he.

Slim op slot

Sporen van een normaal verleden zwerven door ons huis. Terwijl tegelijkertijd ons gebruikelijke leven min of meer gewoon doorgaat, we zijn er immers allemaal nog, in goede gezondheid. Ook Nonus,vervroegd teruggekomen uit Verweg, is er weer bij. We werken, gaan naar school, treffen we elkaar vaker dan ons lief is en weten we allemaal ook dat het niet normaal is. Niet normaal was.
Heb ik me dat van tevoren wel gerealiseerd, vraag ik me af. Deze toestand. Nee natuurlijk niet. Een onwezenlijk gevoel geeft het. Van tijd tot tijd besef ik me dat het echt waar is.

Ik raap een vervormde paperclip op van de grond. Zoals ik in de maanden ervoor ook regelmatig deed. Ook verbogen paperclips wennen. Ik glimlach, denkend aan mijn jongste zoon, met zijn hobby’s, veranderlijk als de wind. Deze paperclips komen uit zijn Houdini-fase; met een verbogen paperclip om een hangslot openbreken. Toen hij doorhad dat hij zonder sleutel een slot kon openen, heeft hij wekenlang zitten prutsen met het draadje van een paperclip. Tot hij wist welke geheimzinnige handeling maakte dat het slot opensprong. Eerst bij toeval, later door inzicht.

ter illustratie, een slot-opener

Paperclips raak je gemakkelijk kwijt, vandaar dat ik ze nu overal in het huis weer terugvind. Net als andere sporen van ons verleden die me doen inzien hoe onbevangen we ooit leefden. Dat we ons toen niet konden voorstellen dat we zo lang aan huis gekluisterd zouden zijn. En dat de wereld nooit meer hetzelfde zou zijn. Dat boodschappen doen een spannende onderneming zou worden, waar je je niet te vaak aan moest wagen. Dat iets relatief onschuldigs als afspreken met vriendinnen voor een picknick, iets bijna-verbodens zou worden, waar een voorbijrijdende politieauto met de vorsende blik van de agent opeens bloedstollend spannend is.
Hoewel ik ook nu nog niet kan voorstellen hoe het gaat worden. Over een half jaar, over een jaar. Überhaupt, de hele toekomst.

Mijn tolerantie groeit mee. Dat drie weken quarantaine opeens verdubbeld worden. Of misschien nog wel meer. En zomervakantie er nu ook niet in lijkt te zitten. Ja joh, prima, toe maar hoor. En dat we horen dat we naar een 1,5 meter -samenleving moeten groeien. Het klinkt vreselijk nu, dat de hele wereld op zo’n afstand naar elkaar moet roepen, maar ook dat zal wennen. Maar had ik dat van tevoren geweten, dan had ik iedereen in mijn omgeving nog eens heel stevig geknuffeld. Ten afscheid, van de intieme samenleving die we daarvoor waren.

Hoewel de intimiteit, vertrouwdheid en eerlijkheid binnenshuis dan weer wel toeneemt met de dagelijkse toilet-updates over drol-samenstellingen. Dat er een roept ‘oeps ik liet een scheet, en hij stinkt ook best wel’ en je na 4 seconden merkt dat het kind gelijk had. Of dat het ene kind onder de koffie roept: ‘Ik moet naar de w.c.’ en het andere kind waarschuwt: ‘Nou kijk uit, het stinkt misschien wel een beetje.’ Nu pas snap ik die run op het w.c.-papier, want het vliegt er inderdaad door, met iedereen thuis.

Peinzend kijk ik naar mijn man, met zijn Corona-baard. Dat ik nooit zo weg was van baarden en snorren, is een understatement. Want: onhygiënisch, jammer van een mooie kaaklijn of een prettig rustig gezicht. Man, die met zijn huidige reistijd van 10 seconden – van keukentafel tot werkkamer – minder reistijd dan ooit heeft, laat de boel ter tijdsbesparing toch maar lekker groeien. Maar dochters knikken goedkeurend naar de baard en we concluderen eensgezind, dat de baard nog niet zo grijs is als zijn hoofdhaar.  Mijn vingers voelen aan het harde baardhaar. Het lijkt net of ik een andere man heb. In deze tijd, waarin we elkaar af en toe toch een beetje zat beginnen te worden, is het ook wel een prikkelende gedachte, dat ik nu wel een andere man lijk te hebben. Prettige bijkomstigheid van van deze betamelijke partner-verandering is, dat wanneer ik het heb gehad met deze Neanderthaler, hem gewoon dwing zich te scheren. Binnen een half uur heb ik dan alweer een andere man. Mooi voor de afwisseling.

Zo houden we het nog wel even vol. We beginnen heus te wennen aan nieuwe ergernissen en toleranties. Dat hoop die ik tenminste.

En mocht ik echt genoeg krijgen van deze Intelligente lockdown, dan vestig ik mijn hoop op onze eigen huis-boeienkoning. Ik kan vast nog wel ergens in huis een krom, vervormd paperclipje vinden, dat mijn slimme Harry Houdini kan gebruiken om ons uit deze lockdown te halen.

Het Aquarium

Voor mijn tijd, voor mijn man mij leerde kennen, was hij een onnavolgbare, eenzelvige, vissen-starende, Latijn-sprekende nerd. Een natuurminnende dierenliefhebber die verder het liefst met een encyclopedie op de bank zat. Volgens mijn schoonfamilie hoor. Ik kende hem toen nog niet. Dat Latijn spreken beperkte zich overigens voornamelijk tot het noemen van soortnamen van vele vissen en bomen. Maar ja, Latijn is Latijn.

Toen hij mij leerde kennen, was dat voor het grootste deel voorbij.
Of het ging voorbij – door mij.

Hij had alleen nog wat vissen in een aquarium. Eerlijk gezegd heb ik vissen altijd een beetje griezelig gevonden, maar je hebt wat over voor de liefde.

Mijn man heeft enkele zussen en vele broers en daardoor kreeg ik opeens ook veel schoonzussen.
‘En, weet je al hoe die vissen heten, ken je al wat moeilijke vissennamen?’ vroegen mijn nieuwe schoonzussen na een paar maanden gniffelend aan mij. Hoewel ik niet veel talent heb voor het onthouden van Latijnse vissennamen lukte het toch om er een paar op te ratelen: ‘Jawel hoor, riep ik, ‘ Je hebt bijvoorbeeld de cichlasoma nigrofasciatum, of de astronotus ocellatus, ’. Mijn schoonzussen barstten uit in luid gegiecheld en spartelden met hun benen in de lucht van de pret, ‘whoehoeoe, hoe heeft ie het voor elkaar gekregen!’ Ik zei er maar niet bij dat we al maanden hadden zitten oefenen.

Hoe dan ook, hij bleek uiteindelijk een hele gezellige, lieve, sociale man te zijn met een enorme kennis over de natuur. Ik hou enorm van mannen die veel van de natuur weten. Nou ja, in ieder geval van hem. En een paar jaar na ons huwelijk was hij ook wel klaar met dat gedoe met vissen.

Van mijn schoonfamilie hoorde ik verder dat hij in zijn jeugd vele soorten dieren had gehad. Blijkbaar vonden mijn schoonouders dat ook goed, wat heel tolerant van hen was.

Die tolerantie heeft hij dan niet van hen.

Mijn man roept namelijk al jaren: ‘Hier komt geen enkel dier meer in! Niks meer. Dat doen jullie later zelf maar, als je op jezelf woont!’

Ondertussen zijn hier in de afgelopen jaren dan wel hamsters, garnalen, mieren, wandelende takken, cavia, vogels, een hond gekomen en gegaan en soms gebleven. Maar dat kan gebeuren. Dat krijg je, als je vrouw en kinderen hebt.
Nu roep ik zelf ook al een tijdje dat ik kippen wil. Eigenlijk denk ik dat ik helemaal tot rust kom met wat kipjes rond het huis, met biologische vrije uitloop scharreleitjes. En een moestuintje, dat komt er dan ook bij. Ik zie mezelf al met mijn laarzen door het stro scharrelen, onbespoten groente wecken, mindfull onkruid wieden en wat graan strooien voor die kipjes.
Man gelooft dat niet zo. Heel jammer, dat ik de kans niet krijg om mijn innerlijke boer te ontwikkelen.
Hij bleef bij zijn standpunt; er komt hier geen dier meer in…

Dus je snapt hoe verbaasd ik vorige week was, toen er een aquarium het huis werd binnengesleept. Ik bedoel dus niet zo’n klein shit-bakje. Nee, een heel serieus supergroot aquarium met een kast eronder. En man had ‘m zelf met oudste zoon B. opgehaald. Uit Apeldoorn. Vanaf de bovenste verdieping van een flat, bij het achterste huis op de galerij naar beneden gesleept. In de auto gestopt, waar het volgens zoons globale meting zou moeten passen, wat toch niet helemaal zo was. En na zorgvuldige wiskundige handelingen het uiteindelijk toch nét in de auto paste, alleen dan zonder mensen. En dat die twee grote kerels zich tóch in de auto wurmden om levensgevaarlijk naar huis te rijden.

En dat toen de hele zooi nog bij ons naar boven (gelukkig naar boven!) moest. En dat ik daarbij moest helpen (want ik = sterk blijkbaar).

Ik ging daarna zo snel mogelijk op de bank zitten. Lezen en tv kijken. Druk bezig zijn met niet horen wat een toestand het was boven, met gesleep, watergeklots en rommelmakerij op de pas gedweilde vloer.

Toen uiteindelijk mijn man beneden kwam en naast me ging zitten, zei ik, heel kalm, met een aureool boven mijn hoofd:

‘Ik zeg niks!’
‘Ik zeg ook niks… Dus…’ zei hij.
‘Nee, je hoort mij echt Niks zeggen’ zei ik.

Toen kwam jongste zoon. Hij plofte tussen ons in, hij was heel blij. ‘Ik mag het kleine bakje (=aquarium) van B. hebben! Wat voor vissen zal ík nemen?’

‘…….’

alle hamsters en pompoenen nog-an-toe! (deel 3)

Het was een vruchtbare zomer dit jaar.

hamster, zwart, bumba,

Hoe het afliep met het nageslacht riep ik de vorige keer. Als je denkt dat iets is afgelopen, dan is dat natuurlijk nooit zo. Tuurlijk niet. Life goes on.

Onze jongste zoon kreeg voor de zomervakantie pompoenpitjes mee naar huis. Voor een wedstrijd. ‘Wie kweekt de grootste pompoen’.
Billyboy bekeek de zaadjes en dacht: ‘Daar heb ik geen zin in hoor’.
De pitjes wierp hij in een hoekje bij het schoolplein. Met zijn voet schoffelde hij ze nog wat onder het zand, zodat ze niet meer te zien waren.
Hij was er fatsoenlijk vanaf gekomen.

Kort daarna werd hij jarig. Van zijn jongste zus kreeg hij een hamster. Een Hamster-To-Be. Want heel die hamster bestond nog niet. Die moest nog gemaakt worden.
Hij was al reuze-blij met deze belofte. Met zijn optimistische karakter heeft hij altijd een grenzeloos vertrouwen in welke goede afloop dan ook. Dus dit zou helemaal goed komen.
De hamster werd gemaakt. Zie deel 1 & 2.

Ondertussen gingen wij op vakantie. Toen we terug kwamen waren Billy’s andere huisdieren behoorlijk gestorven. Hij was eigenlijk een soort van vergeten om oppas hiervoor te vragen.
Niet om het goed te praten maar het waren ook tamelijk saaie huisdieren. Van het soort dat je nogal snel vergeet, die wandelende takken. Dus in die glazen bak was het, net als buiten vanwege de droogte, ook al een dooie boel.
Hij treurde kort, daar ga ik vanuit. De takjes lagen een tijdje later morsdood in de kliko.

Gelukkig ging het leven door en werden de hamstertjes geboren. Ik werd over-pleeg-oma, mijn dochter werd pleeg-oma en zoon werd een pleegvader van een vers hamstertje, dat sinds vorige week bij ons thuis woont.
Het is een gaan en komen van huisdieren hier.

En daar is dan… Bumba! (Ja van Bumba balu, het circus komt eraan, Bumba beli wat is dat voor een clown, het blijft hangen hè, die peuterperiode).

Er werd mij heus wel gevraagd naar suggesties voor een geschikte hamsternaam. Uiteraard, dat kan ik. Ik vind dat ik mooie namen kan bedenken. Ik vond bijvoorbeeld Janneman (Robinson) wel een leuke naam. Of Prins Charles. Of Humberto. Of Willem. Of Barack.
Of Usain Bolt wat een man – ik ben fan, vond ik ook wel toepasselijk.usain

 

Belachelijk, waren mijn suggesties. Vonden mijn kinderen.
Daarom heet hij Bumba. Nee, dat is niet belachelijk. Haha. Ha. Ha.

Bumba is een superschattig zwart peuter-hamstertje. Hij heeft ontroerend kleine witte oortjes en als hij zich even opricht om heel aandoenlijk met zijn pietepeuterige minipootjes rond zijn snuitje te poetsen, zie je zijn snoezige lieve zachte witte buikje.
Bijvoeglijke naamwoorden schieten tekort om de schattigheid van dit diertje te omschrijven. Wij kirren dat het een aard heeft. Het ratelende hamsterrad iedere avond en de piepkleine poepjes, die als zwarte suikerkorreltjes op de tafel liggen nemen we voor lief.
Op de táfel ja; om het de schattigheid van het hamstertje keer op keer te kunnen beoordelen laat baasje Billyboy hem met enige regelmaat op de eettafel rondlopen. Oeeehww! kirren we dan.

Ondertussen is de vakantie voorbij. Billyboy ging weer naar school. Onze baby zit inmiddels in al groep 8. Opgetogen kwam hij na de eerste dag thuis:

‘Weet je’, riep hij, ‘ik had voor de vakantie pompoenzaadjes gekregen, voor een wedstrijd ofzo. Maarre die had ik maar bij school in de tuin gepleurd.
En nu hè… groeien er supergrote pompoenen bij school in de tuin!’

Dat was goed nieuws, zo maakte hij zelfs onverwacht nog kans om te winnen. Winnen in een wedstrijd waar hij helemaal niet aan had meegedaan.
Het leven zit vol verrassingen. Zo heb je niks, zo ben je een winnaar.

En zo heb je weer niks. Na het weekend waren de pompoenen… weg. Kapot getrapt door voetballende pompoen-vandalen.

Dat was een verdrietig moment.

Gelukkig hebben we Bumba nog.
We zullen goed voor hem zorgen.

IMG_9093
– hij had pompoenpitjes vast heel smikkelbaar gevonden –

Hond in de pot

dierendag, luiaard, poepen

Het feest begon vanmorgen meteen al.

Van dierendag bedoel ik.
Oudste zoon kreeg van zijn zus de hartelijke felicitaties met deze dag, op de familieapp.

Hij begreep het niet meteen, die grap op dierendag.

Gelukkig hebben wij ook echte dieren om te verwennen. Zo hebben we naast Eddy onze vogel, sinds gisteren ook enkele maden in de koelkast ach nee he, niet weer! en niemand minder dan onze most famous dog.
Want Jip is een echte BH-er*. Jip van de buurt, wordt hij genoemd.

Dat Jip BH is geworden heeft hij louter aan zichzelf te danken.  Het is enkel en alleen dankzij zijn eigen inzet, geduld, eigenwijsheid en onorthodoxe manier van zijn. Je kunt ervan denken wat je wilt maar hij doet het toch maar.
Het kán natuurlijk zijn dat jullie nog nooit over hem hebben gehoord, maar hij is een rijzende ster, eerst in het klein, dichtbij, maar zijn gebied wordt steeds groter. Houd het in de gaten.

Pas enkele weken geleden werd ik me er overigens goed van bewust. Dat was nadat ik een appje had gekregen van de buurvrouw, dat Jip inmiddels bekend was in de hele buurt, zie de melding in de buurt app.

Na mijn aanvankelijke enthousiasme over de buurtapp  – klik werd het me uiteindelijk toch wat te veel, die eindeloze reeks meldingen en reacties van de voor mij totaal onbekende buren. Zelf nadat ik alleen de meldingen voor Hele Belangrijk Dringende oproepen had aangeklikt, stroomde mijn mail nog steeds vol met buurtsputters. Dus ik heb de app er maar af gegooid.
En als het echt belangrijk is, sturen buren het wel door tenslotte.

Zoals laatst. Want toen ging het over ons.
Of liever over ons hondje.
Maar die is deel van ons gezin dus zijn wij erbij betrokken. Geschrokken zag ik de screenshot van de melding met een foto van ons Jip in een beschamende houding. Daaronder allerlei beschuldigingen, verdenkingen en verwijzingen van buurtbewoners.
Vreselijke mensen dat wij daar zijn, totaal ongeschikt voor het houden van een hond. Ook al is het nog zo’n rot-hond.

IMG_3609
IMG_3610

Ik hoopte het te hebben opgelost door mijn excuses te brengen aan de voordeur van de melder, een buurvrouw van 60 huizen verderop. En gelukkig vond ik na enig speurwerk het dropstaafje en heb het keurig in een zakje gestopt en weggegooid. Er zou er maar iemand met z’n grote teen in stappen, ik moet er niet aan denken.

De rest van het gezin kwam niet bij na dit verhaal. ‘Die Jip, hahahaha!’ Die dag en dagen erna werden er tal van goeie grappen over gemaakt.
‘Ja lach maar’, riep ik naar de nog nahikkende gezinsleden, ‘jullie laten hem elke keer ontsnappen en nu zijn wij een schande voor de buurt’.

De buurtapp had er opeens fans bij, mijn kinderen hebben zich ogenblikkelijk aangemeld voor de app, dit was sensatie! Vooral de opmerkingen over Jip. ‘Oooh, kijk eens wat die zegt!’ werd er dan geroepen.

En blijkbaar had de verre buurvrouw er toch meer last van gehad dan ik had gedacht, gezien een volgende post hierover op Facebook, die we weer van anderen doorgestuurd kregen.
Nu heeft Jip van ons zelf al vele bijnamen gekregen, en spreken wij hem afwisselend aan met wolharige mammoet, cavia of een poes. Maar dat iemand onder de post reageert met een aandoenlijke opmerking, dat zij wel over die cavia heen zou rijden als ie weer los op straat zou lopen, was wel heel roerend.

Toen vond men het hier in huis tijd om de achtergrond van de verre buurvrouw te googelen en bleek ze, jawel, een social influecer te zijn.
Ja, waren we wel even stil van. Ik bedoel maar, ik wist niet eens dat het beroep bestond.
Potverdikkie, die Jip, die weet wél bij wie hij voor de deur schijt.

Zo doe je dat.

Hoewel ik er zelf een beetje stress van krijg om hem in de gaten te houden (en te zorgen dat hij niet weer ontsnapt voor zijn rondjes in de buurt) om zo onze a-sociale imago in de buurt wat op te vijzelen, doet het verscherpte toezicht hem ogenschijnlijk niet zoveel. Natuurlijk blijft het toch onduidelijk wat er van diep vanbinnen in zo’n klein hondenkopje omgaat. Ik hoop maar dat zijn geaardheid desondanks nog voldoende tot uiting kan komen.

Het maakt al met al wat los, dat is duidelijk. Niet in de eerste plaats bij mijzelf. Want ik heb er opeens een signatuur bij.
Want in mijn hoedanigheid als schrijver van dit blogje hier, vind ik mezelf eigenlijk ook wel een ‘social influencer’. Ook al heb ik maar een piepklein ienieminie influensje, who cares…
En, zijn wij mensen, niet allen social influencers?
Dat dus. Top!

Kortom; de moraal van dit verhaal is:

  1. Ik ben een Social Influencer
  2. Besef goed waar je poept

*Bekend Huisdier.

Ouwe hipster

ouder sloth mephisto

Ik word ouder. Dat is een gegeven.
Ik word nu echt oud.

Dat ik daar nu achter ben, ligt niet aan het feit dat ik onlangs 40 ben geworden.
Evenmin aan het feit dat dankzij die heuglijke mijlpaal van 40 jaren jong, een -door een paar grapjassen- 10 jaar te vroeg geplaatste opblaas-Sara in de tuin stond, waardoor ik van de schrik bijkans voortijdig in de overgang schoot.
Ook ligt het niet aan mijn dagelijkse confrontatie met mijn voorbij groeiende kinderen, waarbij kind 2 zijn kin op mijn kruin kan leggen, en hierbij hoofdschuddend constateert dat ik echt wel heel klein word.
Al deze dingen lachte ik tot voor kort fluitend weg, want dat zei immers niks.

Nee, het iets heel anders wat serieus aan de loop gaat met mijn leeftijd.

Aanleiding is eigenlijk diezelfde zoon, met dat lange 15-jarige lichaam.

mephisto3

Sinds kort heeft hij namelijk de moed opgevat om krantenbezorger te worden.
Enkel en alleen voor het geld. Uiteraard.
Waarom zou je anders op zo’n onmogelijk tijdstip om 5.00 uur ’s morgens al je bed uit stommelen om met veel lawaai steeds met de deur in (en uit) huis te vallen, om kranten in je fietstassen te stoppen, hierbij je moeder uit haar vredige slaap te halen, met handen zwart van de inkt de witte deuren van kamer, hal, keuken, bijkeuken, vol met grijze vingerafdrukken te stempelen. Dat kan niet anders zijn dan voor de inzameling voor het goede doel: Een Echt Goeie Computer.

Enige werklust juichen we uiteraard wel van harte toe maar van die vingerafdrukken werd ik niet zo heel blij dus ik zei voorzichtig: ‘Hé, Braham…’
Wanneer ik dat zeg, ‘He, Braham…’  weet puberzoon meestal niet hoe snel hij z’n t-shirt al ‘nananana’ roepend over zijn hoofd moet trekken. Dat soort opmerkingen wil hij bij voorbaat niet horen.

Dus kondigde ik tijdens de maaltijd maar aan dat ik vanaf NU liever geen vingerafdrukken op de deuren wilde zien.
Dus vanaf nu: € 0,10 per vingerafdruk.

‘Ha’ zei hij ‘die zijn niet van mij, dat heb ik niet gedaan’.
‘Jawel hoor’ zei ik
‘Nou, bewijs het maar’
‘Ik heb je vingerafdrukken vriend’

Oudste dochter wist: ‘Nou, straffen werkt meestal niet zo goed hoor’
‘Nee straffen werkt niet zo goed’, beaamde baasB.
‘Belonen werkt meestal beter’ zei dochter.
‘Ja!’ BaasB  veerde op ‘Belonen werkt stukken beter’ wist hij plotseling ook.
‘Je kunt beter € 0,50 geven voor elke dag zonder afdruk’, bedacht hij toen.

Leuk bedacht.

De volgende dag was het al raak, (theoretische) kassa voor mij:

vingerafdruk
Het deed duidelijk wel wat met mij, want mijn spelling zag er opeens niet meer zo autochtoon uit.

Maar het bijkomende voordeel was wel, eerlijk is eerlijk, iedere dag 1 of 2 overblijvende kranten. Dat was uiteindelijk dan wel weer heel fijn.
Met de eurotekens in zijn ogen bekeek zoon mij, zijn lezende moeder en zag opeens nog een extra bron van inkomsten, ik zat nu tenslotte steeds gratis zijn krantjes te lezen.

Ik ging er even niet op in.
Want wat las ik daar in die krant, en nou komt het, was de hele aanleiding voor mijn opkomende oud-voelende gevoel:

mephisto mephisto

 

 

 

 

 

 

‘Haha’, riep ik ongelovig. ‘Oh bah, oh bah. Mephisto. Nou dát geloof ik niet zo. Daar gaat toch echt niemand meer mee lopen?’

Tot mijn schrik riep mijn dochter van bijna 18, nadat ze het eens had bekeken vrolijk: ‘Oh ja hoor, dat kan ik me wel voorstellen. Ik vind ze eigenlijk best leuk!’

Best leuk?!

De Mephisto’s roepen bij mijn heel andere herinneringen op.
En ik vertelde haar over haar opa, die altijd met díe schoenen liep, gewoon, omdat ze zo lekker liepen. En dat hij dat ook altijd vertelde, dat ze zo geweldig liepen.
Dat ik ze altijd al afschuwelijk heb gevonden.
Ik vertelde haar over de, bij mijn herinnering aan Mephisto’s  horende strontgeur van mijn vaders schoenen, omdat hij overdag, toen hij als vertegenwoordiger bij boerderijen liep, die geur meenam naar huis. En dat die geur ook daarin bleef hangen.
Dat ik er alles aan had gedaan, toen ik haar leeftijd had, om mijn vader aan hippere acceptabele schoenen te helpen, en vertelde dat hij daar veel beter mee zou verkopen.
En dat het me uiteindelijk gelukkig wel gelukt was.
En dat het echt heel, maar dan ook heel erg zou zijn als zij ooit van die schoenen zou gaan dragen.
En dat haar opa haar verschrikkelijk zou uitlachen.

Mijn dochter keek me even twijfelend aan en zei:

‘Mam, weet je, aan deze reactie kan ik wel merken dat je nu echt ouder wordt. Zo was je nooit, maar echt…’

Geen idee waar mijn tolerantie was gebleven maar opeens zag ik zes paar Mephisto’s in de hal staan, in grote en kleine maatjes, voor elk een paar.

hipster

Ik vraag me nu af of ik dat wel goed heb gezien.

Misschien heb ik wel een leesbril nodig.

Niemand wil niet

sloth

Het voordeel van een suffe oudere auto, is het hebben van een stuk minder zorgen.
Zolang ie niet al te oud is tenminste.

Natuurlijk deed het een altijd wel een beetje pijn wanneer we op een nieuwe 5e hands-auto een vers bijgekomen krasje zagen. Dat was echter maar even, het is maar relatief natuurlijk.
Zeker met een persoon als Niemand in de buurt, daarmee houd je immers niks krasvrij.

Wanneer Niemand weer ’s met een fiets of stepje met een stuur zonder handvat, een lijn schreef in de lak van de auto, die met een natgemaakte vinger niet meer weg te poetsen was, viel er echt wel ’s een lelijk woord, heus.
Maar ja, daarna maakte het toch niet meer uit.  En was het minder erg als ik met de achterkant in de bosjes reed. 

Een-bekraste-auto-Foto-Politie

Ik vermoed trouwens dat het diezelfde Niemand is die hier steeds de koekjes opeet, snoep-verstop-plekjes weet op te sporen, broodkruimels door het huis strooit, handafdrukken op de ramen en witte muren maakt, lichten aanlaat,  en de w.c. bij tijden laat verstoppen met rollen w.c. papier.

Maar onze auto,  waar ik liefde voor, noch een band mee voel, daar wordt al een paar dagen wel een hoop plezier aan beleefd. We horen een vrolijk gejoel en het slaan van de deuren.

Het blijkt dat onze jongste twee aan auto-tikkertje doen. Dat is een nieuw ontworpen spel met vage spelregels waarbij je in en uit de auto mag springen, er doorheen kan rennen en klimmen en de deur snel moet dichtslaan. Kortom; niet al te ingewikkeld en bere-leuk, aan het gejoel te horen.
‘Wat vinden we ervan?’ vragen man en ik nog even weifelend aan elkaar, waarna we schouderophalend zuchten ‘ach, ze hebben wel lol hè’ om vervolgens te verder gaan met stofzuigen/koffie drinken/poepsporen van de w.c.bril te boenen/de hond een aai geven/een doek over de vogelkooi met schreeuwende vogel gooien/ramen schoonpoetsen met glassex.

eendje

Bij tijden kijk ik wel eens, heel even, verlangend uit naar later.
Wanneer de hond van ouderdom gestorven is, de vogel ook op een vredige manier zijn laatste adem heeft uitgefloten, we de kinderen hebben uitgezwaaid naar een degelijk zelfstandig leven.
En ik vermoed zomaar dat Niemand tegen die tijd de buurt hier ook wel zal hebben verlaten.

En dan…
Dan zullen we geld voor een nieuwe auto overhebben.
Dan zal het huis schoon zijn. En zonder al teveel moeite schoon blijven.
Dan kan ik allerlei exotische gerechten koken die we allemaal met z’n tweeën lekker vinden.
Dan zal het hier eens heerlijk rustig zijn.
En een beetje saai ook misschien. Dat wel.

Maar vooralsnog zijn we er nog niet aan toe.
Wij niet. En Niemand niet.

 

Make my day!

Ik heb de kerstboom buiten de deur gezet. Kerst schijnt al een tijdje voorbij te zijn maar bij mij lopen de feestdagen niet altijd helemaal synchroon met de formeel ingestelde begin en eind data. Ik doe wel mijn best, heus, maar ik vind die twinkelpinkellichtjes in januari ook nog reuze-gezellig. En het kerststalletje gemaakt van Cederhout van de Libanon, opgesteld op de plankjes van onze houten zelf getimmerde boom, mocht van mij ook best even langer staan, zeker nu we kindje Jezus weer terug hadden gevonden.
De kribbe was een tijd geleden namelijk omgevallen en het kindje bleek verdwenen. Gelukkig vonden we, naast de SD kaart van BaasB ook het kindje Jezus terug in de stofzuigerzak. Dat klinkt wat oneerbiedig maar ik voelde me er wel erg schuldig over.

boom
zie de kerststal-opstelling achter Jip

 

Maar tegen mijn plots inkomende veranderdrang kan een boom weinig beginnen, zelfs de onze niet, dus de boom versierd met gezellige lichtjes, moest wijken. Dat was vorige week. Gelukkig nog net op tijd voor het nationale pindakaas-dag was.
Ik had er nog nooit eerder van gehoord maar blijkbaar was er nog een dag vrij om iets nationaals te vieren.

Als er iets te vieren valt, zijn wij de beroerdste niet. En zo kwam het, dat we op dinsdagochtend onze messen staken in de xxl-formaat pindakaaspot. Super gezond en mieters lekker. Het ruikt natuurlijk wel een beetje, die pindakaas, maar dat vindt niemand erg.
Nou ja, behalve F-je, die het liefst al haar boterhammen met Nutella besmeert: ‘Bah wat Stinkt het hier! Doe dat weg! Wie laat die pot open staan! Bram, doe het deksel op de pot!’
‘Doe het zelf’ zei B. daarop.
En vervolgens was er weer ruzie.
Zelfs zo’n pindakaasdag kan niet rustig en vredig beginnen blijkbaar. De tijd van vrede op aarde, als die er bij ons al heerste, was met de boom definitief uit het huis verdwenen.

Gelukkig voor BaasB, was hij afgelopen vrijdag (net op de dag van de alimentatie) vrij. De rest niet. Dat was lekker rustig voor hem.

Dus toen Firma vaag&wazig rond een uur of half 11 beneden kwam, dacht hij: ‘waar is iedereen?’ En appte: ‘Waar is iedereen?’

vrijdag

Ik heb het eerlijk gezegd ook wel eens, dat ik denk dat het weekend is. En dat de werkweek dan net begint. Altijd verwarrend zoiets. Maar zoals gezegd, de feesten lopen niet altijd helemaal synchroon met mijn gevoelstijd. Ik vermoed overigens dat wel meer mensen daar last van hebben.

Gelukkig valt er heel wat te vieren en te herdenken dit jaar. Want ik heb even een kijkje genomen op de fijnedag.nl, waarop allerlei feest en herdenk-dagen staan waar ik geen idee van had. Daar heb je ze voor het uitkiezen. Die Lepradag van vandaag bijvoorbeeld, daar kan ik dan niet zoveel mee. Maar volgende week zondag zal het wel weer raak zijn. Naar verwachting is in ieder geval 1 persoon hier blij.
Want dan is het Nutella-dag.

nutella

Spanning met de buurtapp

Dacht ik voorheen te wonen in een redelijk suffe buurt in een aardige nieuwbouwwijk, nextdorosinds we lid zijn van de buurtapp heeft het mijn kijk op de buurt volkomen veranderd.

Een buurtapp, nextdoor genaamd, heeft leden uit de hele wijde
buurt, waarin mensen zorgen en problemen kunnen delen. Een modern soort noaberschap in de stad dus.

De buurt blijkt onverwacht een spannende aso-omgeving te zijn waarin razend gevaarlijke en dubieuze zaken passeren. En laat ik daar nu net dol op zijn.

Sinds kort lees ik dagelijks over verdachte zaken. Over Jehova’s getuigen die de ronde doen, of over donkere louche buitenlands sprekende mannen met capuchons op, die al dan niet dure auto’s inspecteren of andere duistere zaken uitbroeden. En over auto’s die langzaam rijden en verdachte Mercedessen. Ik zag ze vroeger nooit, wist ik veel. Naïef als ik was, dacht ik altijd dat wanneer een auto langzaam door de straat reed, er iemand in zat die het goede huisnummer zocht of iemand die z’n ruit ook niet goed had schoongekrabd en daarom voorzichtig moest wegrijden.

jehovas

En was me vroeger nooit opgevallen dat containers voor ons huis bleven staan, hooguit zette ik ze schouderophalend weer aan de overkant van de weg neer of bij een buurtbewoner van wie ik dacht dat ie was, sinds de buurtapp, weet ik dat het nogal aanstootgevend is; containers die nog een paar dagen voor ons huis blijven staan en soms zelfs worden omgegooid.
Sindsdien zit ik me ook de hele tijd af te vragen welke aso ‘m nog niet heeft opgehaald. En hoewel ik de meeste mensen uit de wijde buurt niet eens ken, zorgt dat op de een of andere manier toch voor een aangename verbroedering, kun je je voorstellen. Samen ergert het lekkerder dan alleen, zoiets.

En zo wordt ik echt hoe langer hoe wijzer.

Nu hoef ik niet langer in mijn spannende thrillers te lezen maar moet eens vaker uit het raam kijken, speurend naar onbetrouwbare mensen. Eigenlijk zou ik regelmatig de straat op moeten om een rondje door de buurt te lopen, misschien zal ik dan getuige zijn van hele opwindende en bloedstollende zaken.
Alleen… ik zie zoiets dus nooit. Waarom gebeurt er nooit iets spannends als ik naar buiten kijk?!
Ik wil ook op de buurtapp!
Ik wil ook iets melden!

Gelukkig heb ik al iets bedacht  wat mijn bijdrage zou kunnen zijn. Iets wat voor extra spanning en sensatie zorgt op de buurtapp. Ik zal een klein tipje van de sluier lichten;

Het idee is dat wij onszelf binnenkort zwart schminken, een pruik met zwarte krulletjes opdoen, een olijk pak aantrekken en een maffe baret met veer op ons hoofd en oorringen in. Zodat het meteen duidelijk is dat we van Afrikaanse afkomst zijn of minstens voorouders hebben met een slavernijverleden. Misschien dat een van ons bijvoorbeeld alleen een rode mantel omslaat en een rode hoge muts met een kruis erop ofzo en een witte baard… ik bedenk maar wat hoor.
En dan …
Lopen we rond de huizen, of op de daken, nog gekker. En bonken op ramen of roepen door de schoorsteen en gooien spulletjes naar beneden. Super-verdacht natuurlijk…
pietsint
Zoiets. Misschien gaat het anders hoor, en ik verklap ook niet alles, anders weten jullie meteen dat ik het ben.

En daarna ga ik snel naar huis en wacht ik tot ik een melding krijg van de buurtapp.
Kijken hoe lang het duurt voor ik erop kom.emo